De Eusebiuskerk werd bij het bombardement op de Rijnbrug van 7 oktober 1944 zo goed als vernietigd. Maar al tijdens de Slag om Arnhem liep de kerk grote schade op. Als gevolg van Duitse beschietingen op de kerk, vloog de Eusebius op woensdag 20 september in brand.
De torenspits en het dak van de kerk branden door de beschietingen op woensdag 20 september volledig uit.
Zowel de Britse troepen bij de Rijnbrug als de Duitse troepen die om de Britse verdedigingsstelling waren verzameld vermoedden tijdens de Slag om Arnhem dat er in de kerktoren door de vijandelijke troepen een observatiepost was ingericht die informatie over vijandelijke troepen doorgaf.
In werkelijkheid bevonden zich aan het begin van de gevechten geen soldaten in de kerk. Maar er bevonden zich vanaf de avond van zondag 17 september wél mensen in de Eusebius. Zowel op het dak als in de toren van de kerk zaten vrijwilligers van de Luchtbeschermingsdienst.
De belangrijkste taak van de Luchtbeschermingsdienst was om de sirenes van het luchtalarm te laten loeien bij een aanval van vliegtuigen. De hoge kerk was een ideale plek om de lucht af te speuren naar bommenwerpers.
De gehelmde vrijwilligers van de Luchtbeschermingsdienst werden echter in de vroege ochtend van 18 september door Britse en Duitse soldaten gezien, blijkt uit het verslag dat ploegcommandant W. Bozelie na de Slag om Arnhem schreef.
En uit dat verslag blijkt dat de Nederlanders in de kerk door allebei de strijdende partijen werden gezien als vijandelijke uitkijkpost.
“Op maandagmorgen te ongeveer zes uur werd de toren en het kerkdak door de Engelschen vanaf de brug onder zwaar mitrailleurvuur genomen, later gevolgd door geschut uit een pantserwagen. Vermoedelijk veroorzaakt door onvoorzichtigheid van de manschappen der uitkijkdienst, welke gehelmd achter muren stonden uit te kijken. Met groot levensgevaar gelukte het aan alle manschappen, welke door mij over het kerkdak en toren waren verspreid, zich in den toren in betrekkelijke veiligheid te stellen.”
Omdat zowel de Britten als de Duitsers met mitrailleurs en geschut op de kerktoren vuurden, werd de toren zowel van de zuidkant als de oostkant beschoten. Desondanks bleven de mannen van de Luchtbeschermingsdienst op hun post.
Maar op dinsdagmiddag 19 september achtte Bozelie de situatie in de kerk te gevaarlijk. De beschietingen door de Engelsen en Duitsers gingen onverminderd door en Bozelie was bang dat er slachtoffers zouden vallen.
“Bij het verlaten van kerk en toren hebben wij ons naar den Hoofdpost begeven en zijn vandaar na enkele uren verjaagd door Duitsche militairen.”
Bozelie maakt er in zijn verslag ook melding van dat Duitse militairen die middag telefoonkabels in de kerk en de toren aanlegden en uitkijkposten vormden.
Friendly fire
Op woensdagochtend 20 september schoten deze Duitse uitkijkposten vanuit de kerktoren op de soldaten die zij in de omgeving van de Rijnbrug zagen lopen. Daarbij raakten ze drie Duitse soldaten, waaronder ook SS-Sturmbannführer Hans-Georg Sonnenstuhl.
Sonnenstuhl raakte lichtgewond aan zijn been en concludeerde dat zich in de kerk “vijandelijke machinepistoolschutters” bevonden. Hij gaf daarom opdracht om met een kanon een brandgranaat op de toren af te vuren: “Afschot, detonatie, stuiffonteinen. Vanaf de kerktoren werd niet meer geschoten”, schreef Sonnenstuhl tevreden in zijn gevechtsverslag.
Waarschijnlijk zijn de Duitse soldaten in de Eusebiustoren als gevolg van deze beschieting om het leven gekomen. Door de Duitse brandgranaat vloog echter ook de Eusebiuskerk in brand. Eerst de houten torenspits. Daarna ook het dak boven het kerkschip.
De Britse geniesoldaat Tom Carpenter schreef na de oorlog: “De toren van de Grote Kerk stond in de hens op woensdagmiddag. Ik had er geen idee van hoe groot de schade aan de kerk was, maar het moet aanzienlijk zijn geweest.”
Krijgsgevangenen
De nog nasmeulende kerk werd op donderdag 21 september door de Duitsers gebruikt om de Britten die bij de brug krijgsgevangen waren gemaakt te verzamelen. Woensdagavond 20 september hadden de Britse soldaten die de Rijnbrug hadden verdedigd hun posities op moeten geven.
Via een grote uitbraak hadden de uitgeputte soldaten uit het bataljon van John Frost geprobeerd om Oosterbeek te bereiken, maar vrijwel alle Britse airborne-soldaten werden in de binnenstad van Arnhem krijgsgevangen gemaakt.
In totaal werden ongeveer 200 Britse soldaten in de Eusebiuskerk verzameld. Overal in de kerk lag puin en zo af en toe viel er vanaf het dak nog een brokstuk omlaag. Maar het kon de meeste soldaten niets schelen, blijkt uit het verslag dat majoor Tony Hibbert na de oorlog schreef:
“Bijna iedereen nam de gelegenheid om het gebrek aan slaap in te halen die we de afgelopen vier dagen hadden gekend.”
Vernietiging
De kerk werd nog verder beschadigd bij de bombardementen op de Rijnbrug door de geallieerden op 6 en 7 oktober 1944. Bij die bombardementen misten veel bommen hun doel. De Eusebiuskerk werd door een paar voltreffers zo goed als vernietigd.
Toch stond de zwaar beschadigde Eusebiustoren zelfs toen nog overeind. De genadeklap voor de kerktoren kwam in januari 1945 toen de Duitsers de al vernietigde Rijnbrug door middel van een explosie nog verder vernielden.
De drukgolf van deze explosie was teveel voor de toren, die met donderend geraas in elkaar stortte.