Gedurende de eerste dagen van Operatie Market Garden was het de Britten bij Arnhem niet gelukt om contact te leggen met het hoofdkwartier in Nijmegen. De Britten hadden de verkeerde radio’s bij zich, waardoor verbindingen maar moeilijk tot stand kwamen.
Op donderdagochtend 21 september lukte het een van de Britse radio-operateurs om eindelijk contact te leggen met de artillerie van de grondtroepen bij Nijmegen. Daardoor konden er nu granaten worden afgevuurd op de Duitse troepen en tanks die rondom de Britse perimeter gelegen waren, waarmee de druk op de Britse posities iets afnam.
Verantwoordelijk voor het contact tussen de artillerie van de grondtroepen en de Britse luchtlandings divisie was No. 1 Forward Observation Unit. Het was de taak van deze kleine eenheid om de beschietingen van vijandelijke posities te leiden. Maar daarvoor was een radioverbinding met de artillerie bij Nijmegen onontbeerlijk. Ondanks verwoede pogingen op dinsdag 19 en woensdag 20 september was dat nog niet gelukt.
Dat veranderde op donderdagochtend 21 september, toen het sergeant Norman Patten lukte om contact te leggen. Patten had een antenne bevestigd aan de hoge schoorsteen van wasserij Van Dolderen onderaan in de Weverstraat. Het gebied rond de wasserij werd verdedigd door de South Staffords onder leiding van Robert Cain. In de buurt van de wasserij werd steeds zwaar gevochten en het pand van de wasserij was door Duitse beschietingen inmiddels veranderd in een ruïne, maar de schoorsteen stond nog recht overeind.
Na een paar uur proberen lukt het Norman Patten rond 9.45 uur om contact te leggen met de 64ste Afdeling Medium Artillery. Patten had geen bruikbare verbindingscode, maar had de mazzel dat juist op dat moment kolonel Loder-Symonds van de Royal Artillery langskwam. Hij nam de koptelefoon over en sprak met de radioman aan de andere kant. Het was een bekende van hem, en nadat Loder-Symonds de naam van zijn echtgenote ter controle had gegeven, was er contact met XXX Corps.
Nadat Loder-Symonds iets daarna met zijn revolver een Duitser neer moest schieten die in de wasserij was doorgedrongen, werd de Britse radioset veiligheidshalve iets naar achteren verplaatst. Maar om 10.35 uur was het dan zo ver en werden de eerste verzoeken tot vuursteun doorgegeven.
De artillerie bij Nijmegen bleek in Berg en Dal te staan: twintig kilometer verderop. Voor de 4,5 inch en 5,5 inch-kanonnen was dat helemaal aan het eind van hun bereik. Nadat de Afdeling Medium Artillery de kanonnen een paar kilometer naar het noorden verplaatst had, kon de gehele Britse perimeter van vuursteun voorzien worden.
Tot aan het einde van de Slag om Arnhem vormde de artillerie-ondersteuning vanuit Berg en Dal een welkome hulp bij het afslaan van Duitse aanvallen op de Britse posities. Het is maar de vraag of de Britten in staat waren geweest om de perimeter te behouden als zij niet door de artillerie geholpen zouden zijn.