De nacht van 25 op 26 september leek wel te zijn gemaakt om de Britse perimeter te verlaten zonder dat de Duitsers dit door hadden. Het regende de hele nacht, waardoor geluiden niet te horen waren. Door de bewolking was er geen maan, waardoor het die nacht erg donker was.
Generaal Urquahart had ervoor gekozen gedurende de teruchtocht van die nacht een licht scherm van verdediging achter te laten in de Britse stellingen om te voorkomen dat de Duitsers door hadden dat de Britten zich terugtrokken. Pas als het grootste deel van de Britten over de Rijn was teruggetrokken, zouden ook de laatste verdedigers zich terugtrekken naar de Rijn.
Duitse krijgsgevangenen
De Britse stellingen werden die nacht voornamelijk bemand door Poolse soldaten en een aantal soldaten van de 4th Dorsets. Het Britse leger had de regel dat soldaten die het laatst aangekomen waren ook de laatste soldaten waren die zouden vertrekken. Zodoende kregen de soldaten die vanaf donderdag 21 september vanaf de zuidkant van de Rijn de Britse posities hadden versterkt de taak om de aftocht te dekken.
Ook een aantal soldaten van de Militaire Politie bleven achter. Zij bewaakten de Duitse krijgsgevangenen die door de Britten op de tennisbanen bij Hotel Hartenstein waren verzameld. In totaal hadden de Britten 200 Duitse soldaten krijgsgevangen gemaakt. Om te voorkomen dat de Duitsers die nacht zouden ontsnappen om te vertellen dat de Britten zich terugtrokken, werden ze tot de vroege ochtend bewaakt.
De regen en het duister hielpen om de aftocht voor de Duitsers geheim te houden. Maar veel Britse soldaten hadden in het donker grote moeite om de verzamelplaats bij de Oude Kerk in Oosterbeek te bereiken. Sommige eenheden waren meer dan drie uur onderweg.
Tijdens de tocht naar de verzamelplaats kwamen verschillende soldaten om het leven. In zijn boek over de Slag om Arnhem citeert historicus Antony Beevor luitenant Bruce Davis:
“We liepen over een weg en achter heggen langs tot we een open veld bereikten, dat onder schot werd gehouden door een Duits machinegeweer. Toen we verder kropen, was er plotseling een heel fel licht, maar ze hebben ons kennelijk niet gezien. We kwamen weer in een bos terecht. We stopten om uit te rusten en terwijl we neerhurkten, viel de man achter me voorover op zijn gezicht. Ik dacht dat hij iets gezien had en dekking zocht. Maar toen ik hem omrolde, zag ik dat hij dood was.”
Bij de kerk kreeg elke groep soldaten die aankwam het advies om te gaan liggen en te wachten tot ze naar voren werden geroepen voor de overtocht.
De geallieerden hadden voor de terugtocht zoveel mogelijk boten geregeld: 21 houten stormboten met een buitenboordmotor en tien canvas aanvalsboten. Daarnaast waren er nog een paar kleine rubberbootjes. Om 21.30 uur ging de eerste boot te water. Die werd, ondanks dat het donker was, meteen beschoten door Duitse troepen aan de overkant. De boot raakte zodanig beschadigd dat hij volliep en verder onbruikbaar was. De tweede boot werd tijdens de overtocht getroffen door een mortiergranaat en zonk.
Daarna ging de ene na de andere boot naar de overkant om de airborne-soldaten op te pikken. Om 21.45 uur bereikten de eerste airborne-soldaten de zuidoever bij Driel.
De Duitse posities aan weerzijden van de Britse perimeter in Oosterbeek werd door kanonnen van de 43e Wessex Divisie bestookt om de Duitsers in hun stellingen te houden. Maar desondanks vuurden de Duitsers met mortieren en machinegeweren op de geallieerde boten op de rivier.
De evacuatie van de Britten verliep mede door de Duitse beschietingen maar langzaam. Wat niet meehielp was dat veel van de buitenboordmotoren water binnenkregen en stopten, waardoor de soldaten met hun handen en geweerkolven naar de overkant moesten peddelen.
Gedurende de nacht kozen steeds meer Britse airborne-soldaten ervoor om dan maar zwemmend te proberen naar de overkant van de Rijn te komen. Een aantal soldaten wilde per se zijn wapen meenemen, waardoor ze moeilijk konden zwemmen. Heel wat soldaten verdronken daardoor. Ook de uitputting na een week met weinig slaap en eten zorgde ervoor dat heel wat paratroopers die zwemmend naar de overkant probeerden te komen door de stroming werden meegevoerd en verdronken.
Bij de eerste ochtendschemer waren nog lang niet alle Britse airborne-soldaten overgezet naar de zuidoever. Dat leidde tot steeds meer onrust en paniek bij de Britten die nog aan de noordelijke oever van de Rijn zaten.
Majoor Tucker, die aan het hoofd stond van de genie die de overtocht in goede banen moest leiden zei later in het boek ‘The Stormboat King‘:
“Mannen raakten in paniek en bestormden de boten, die daardoor in enkele gevallen kapseisden. In veel gevallen moesten ze eraf geslagen worden om te voorkomen dat de boten zonken. Ze waren zo bang dat het daglicht ons zou dwingen de overtocht te staken voordat zij gered konden worden.”
Om 05.45 uur die ochtend werd inderdaad het bevel gegeven om de evacuatie te staken. Het was voor de boten en de bemanningen te gevaarlijk om de Rijn te blijven oversteken. Luitenant Russell Kennedy van de genie lapte dat bevel echter aan zijn laars en voer nog twee keer heen en weer. Bij zijn eerste oversteek raakten er vijf mannen gewond. Bij de tweede kwam er vrijwel niemand ongeschonden aan de overkant en er vielen veel dodelijke slachtoffers.
De troepen die voor het verdedigingsscherm van de perimeter hadden gezorgd, ontruimden hun posities vlak voor zonsopgang. De Poolse korporaal Boleslaw Kuzniar schreef over de aftocht naar de Rijn:
“We passeerden onderweg een omgevallen boom. Daar lagen de lijken van ongeveer dertig Britse soldaten. Het waren de mannen wiens aftocht wij hadden gedekt. Ze moeten wel heel erg moe zijn geweest, dat ze niet in de gaten hadden, dat ze door een open terrein over te steken, een gemakkelijk doelwit waren voor Duitse mitrailleurs. Het was een afschuwelijke aanblik.”
Tegen de tijd dat de Poolse verdedigers van de perimeter bij de Rijn waren aangekomen, was het echter al licht. De evacuatie was stopgezet. Enkele soldaten waagden het erop en zwommen de Rijn over, maar de meeste soldaten bleven achter op de noordelijke Rijnoever. Ze werden later die ochtend gevangen genomen door de Duitsers.
Thee met rum
Voor de uitgeputte en verkleumde soldaten die veilig aan de zuidkant van de rivier terecht waren gekomen, was een schuur ingericht bij Driel. Daar kregen de airbornes thee met rum, een bord warm eten en dekens om op te warmen.
Voor de zwemmers die hun kleding hadden uitgetrokken bij de overtocht, werd bij inwoners van Driel kleding geregeld. Verschillende soldaten liepen die ochtend rond in een bloemetjesjurk.
De Poolse soldaten die vanuit Oosterbeek de oversteek naar Driel gemaakt hadden, troffen daar geen andere Polen van de Poolse Parachutisten Brigade aan. Generaal Sosabowski en zijn mannen hadden opdracht gekregen naar Nijmegen te gaan. Te voet. Voor de Polen was geen vervoer beschikbaar.
Duitse reactie
De Duitse generaal Walter Harzer van de 9e SS Pantser Divisie zei na de oorlog dat de Duitsers pas tegen middernacht door hadden dat er Britse troepen uit de perimeter werden vervoerd.
“Kort na het invallen van de duisternis op maandag 25 september werd gemeld, dat van de zuidelijke oever een krachtig geluid van motoren hoorbaar was. Aanvankelijk vermoedden de Duitse bevelhebbers dat opnieuw versterkingen
voor de Britten werden aangevoerd. Tegen middernacht werd het echter duidelijk dat eenheden uit het bruggenhoofd met boten naar het zuiden overstaken.”
Harzer had daarna nog geprobeerd om een Duitse aanval op te zetten om ervoor te zorgen dat de Britten de toegang tot de rivier ontzegd zou worden. Dat gebeurde echter te laat en tegen de tijd dat de Duitsers in staat waren om aan te vallen, was de zon al opgekomen en was de evacuatie van de Britten stopgezet.
Harzer: “Om 9 uur was het laatste Britse verzet gebroken.”
2.163 soldaten
Van de circa 11.000 Britse en Poolse soldaten die bij het begin van Operatie Market Garden waren geland bij Wolfheze, was slechts een fractie in de nacht van maandag 25 op dinsdag 26 september teruggetrokken over de Rijn.
Die nacht bereikten in totaal 2.163 Britse en Poolse soldaten de zuidkant van de Rijn. Daaronder bevonden zich 1.741 mannen van de Britse Airborne Divisie. Daarnaast werden ook 160 Poolse parachutisten, 75 mannen van het Dorset Regiment en 422 glider-piloten geëvacueerd.
Veel van de overlevenden verbaasden zich erover dat ze de strijd overleefd hadden. Een van hen was luitenant Hay. Hij stond in Driel op straat, terwijl vanaf de noordkant van de Rijn de Duitsers granaten op Driel afschoten. Een kapitein van de 43e Divisie riep tegen Hay: “Blijf daar niet staan! Dat is levensgevaarlijk.”
Hay: “Ik moest onwillekeurig lachen. Het was de veiligste plek waar ik in meer dan een week had gestaan.”