Van de drie Britse bataljons die op zondag 17 september waren opgetrokken naar Arnhem, had alleen het 2e Bataljon onder leiding van John Frost de stad weten te bereiken. Het 1e Bataljon en het 3e Bataljon waren bij Oosterbeek door Duitse tegenstand tegengehouden. Op maandag 18 september probeerden zij door de Duitse sperrlinie heen te breken.
Veel mensen denken dat bijna alle Britse paratroopers die op zondag 17 september waren geland bij Wolfheze, meteen optrokken in de richting van Arnhem. Dat klopt niet. In werkelijkheid trok slechts een klein gedeelte van de ongeveer 7.000 Britten die geland waren op naar Arnhem.
De zweefvliegtuigpiloten, de staf van het hoofdkwartier en ongeveer 3.000 para’s bleven achter in Wolfheze om de landingsterreinen te beschermen waar op maandag en dinsdag de rest van de divisie zou landen.
Alleen de drie bataljons van de 1st Parachute Brigade, bij elkaar ongeveer 2.700 soldaten, liepen in de richting van Arnhem. Arnhem werd volgens de Britse legerleiding verdedigd door “kinderen en oude mannen”. Duitse tegenstand werd eigenlijk niet verwacht.
Al snel na de landingen op zondag 17 september werd duidelijk dat er meer Duitsers in de regio Arnhem aanwezig waren dan waarop was gerekend. Een bataljon met 500 SS-soldaten, toevallig in de buurt, blokkeerde de Utrechtseweg en de Amsterdamseweg tussen Wolfheze en Oosterbeek. Bovendien kwamen ’s avonds bij Arnhem al snel de eerste versterkingen aan van de 9e en 10e SS Pantser Divisie die in de buurt van Arnhem gelegerd waren.
Nadat het donker was geworden hielden het 1e en 3e Bataljon halt. In het donker durfden zij gezien de aanwezigheid van een onbekende hoeveelheid Duitse troepen niet verder. Het 3e bataljon bevond zich ongeveer ter hoogte van hotel Hartenstein in Oosterbeek. Het 1e Bataljon zat zes kilometer ten westen van Arnhem vast bij de Amsterdamseweg.
Sperrlinie
Terwijl de Britten stopten voor de nacht, zaten de Duitsers niet stil. Die vormden in de nacht van 17 op 18 september een eerste serieuze verdedigingslinie aan de westkant van Arnhem om te voorkomen dat de Britten de troepen van John Frost bij de Rijnbrug zouden bereiken. De vooruitgeschoven Duitse troepen waar de Britten zondag 17 september mee te maken hadden gehad werden teruggetrokken en opgenomen in de linie van de geïmproviseerde ‘Kampfgruppe Spindler’.
Deze verdedigingslinie, genoemd naar de commandant, vormde een serieuze sperrlinie die uit een allegaartje van verschillende legeronderdelen bestond. Luftwaffe-soldaten van vliegveld Deelen, politie-eenheden, artilleriesoldaten en goedbewapende troepen van de 9e SS Pantser Divisie.
De Duitsers lagen bij Oosterbeek van noord naar zuid aan weerszijden van de Amsterdamseweg. Vanaf station Oosterbeek lagen de Duitse troepen van west naar oost aan de noordzijde van het spoor tot aan de Heijenoordseweg in Arnhem. Ten westen van het station lagen de Duitsers bovendien ook bij de Utrechtseweg en de Onderlangs mét de eerste tanks die in allerijl die nacht vanuit Duitsland naar Arnhem waren gestuurd.
In het westen van Arnhem bezetten de Duitsers bovendien ‘Den Brink’, de heuvel waar zich tegenwoordig Arnhems Buiten bevindt. Vanuit deze hooggelegen positie hadden de Duitsers een goed zicht op de naderende Britten.
3rd Battalion
In het donker besloot kolonel Fitch zijn 3e Bataljon om 04.30 uur toch verder op te laten trekken in de richting van Arnhem. Omdat men vermoedde dat de Utrechtseweg geblokkeerd was door de Duitsers, koos Fitch ervoor om zijn bataljon via de Benedendorpseweg en de Klingelbeekseweg in de richting van Arnhem te laten marcheren.
Omdat de Duitsers hun troepen verder hadden teruggetrokken, kon Fitch zonder problemen de route volgen die 2nd Battalion een dag ervoor had gevolgd. De opmars liep tot aan het Rijnpaviljoen, bij de kruising tussen Bovenover en Onderlangs. Daar ontdekte kolonel Fitch dat een deel van zijn bataljon de aansluiting verloren had. Hij had op de kruising Bovenover-Onderlangs alleen de beschikking over B Company, een paar Royal Engineers en één antitankkanon.
Ergens tussen Oosterbeek en Arnhem had de rest van het 3e Bataljon een verkeerde afslag genomen. De mortier-afdeling, drie antitankkanonen, een afdeling met machinegeweren en A Company was verdwaald.
Kolonel Fitch liet bij het Rijnpaviljoen halt houden in de hoop dat de rest van zijn bataljon zich snel bij hem zou voegen. Dan konden ze de laatste anderhalve kilometer naar de Rijnbrug zonder problemen doorstoten, was de gedachte.
Of het Fitch gelukt zou zijn om door te breken als hij op dat moment meer troepen bij zich had gehad, is zeer de vraag. Duitse machinegeweren en 88mm-kanonnen bestreken vanaf Meinerswijk aan de zuidoever van de Rijn de gehele Onderlangs: een open weg langs de oever van de Rijn zonder enige dekking.
Op de Bovenover bevonden zich op dat moment enkele gemechaniseerde kanonnen die meteen het vuur op de Britten openden zodra een Britse soldaat zich op straat waagde.
Op deze manier ontstond een status quo die bijna de gehele dag duurde. De Britten bleven in de veilige dekking van de huizen zitten en de Duitsers vonden het wel best dat de Britten geen aanstalten maakten om op te rukken in de richting van de brug.
1st Battalion
Fitch had via de (gebrekkige) radio begrepen dat het 1st Battalion ongeveer een kilometer achter zijn positie op de kruising Bovenover-Onderlangs lag. Het deel van 3rd Battalion dat verdwaald was, had zich bij 1st Battalion aangesloten.
Kolonel Dobie van 1st Battalion had er aanvankelijk voor gekozen om via de Utrechtseweg naar Arnhem op te rukken, maar nadat verschillende onderdelen van zijn bataljon kleine gevechten met Duitse eenheden leverden, koos hij na verloop van tijd toch voor de zuidelijke route langs de Rijn.
De route langs de Klingelbeekseweg waar kort daarvoor 3rd Battalion zonder problemen de weg naar Arnhem had gevolgd, was inmiddels door een sterke eenheid Duitse troepen bezet. Er zat voor 1st Battalion niets anders op dan zich er doorheen te vechten. De trage opmars liep via de Klingelbeekseweg, naar de Hulkesteinseweg naar de kruising met de Utrechtseweg. Er vonden veel kleine schermutselingen plaats tussen Britse en Duitse troepen. Daarbij vielen aan beide zijden veel slachtoffers.
Van verder oprukken naar de brug was op dat moment geen sprake. Want ongeveer op dat moment besloten de Duitse troepen om de strijd met de Britten aan te gaan. Doordat de Duitsers, inclusief gemechaniseerde kanons en andere zware wapens oprukten, ontstond aan de Britse kant een onduidelijke situatie waarbij de paratroopers vastgepind werden in Lombok, ten zuiden van het spoor en ten westen van het Elisabeth Gasthuis.
Soldaat Douglas Charlton: “Het aantal mannen dat nog kon vechten liep snel terug toen we in de buurt van het ziekenhuis kwamen. Overal lagen gesneuvelden. Officieren en onderofficieren renden de huizen in en uit om ons aan te sporen om verder te trekken.”
Soldaat James Shelbourne: “Bij een hoge tuinmuur konden we niet verder en ik ging even uitpuffen in de keuken van een huis daar. Een groep van onze jongens probeerde daar een doorgedraaide sergeant-majoor rustig te krijgen. Zijn zenuwen hadden duidelijk een enorme opdoffer gekregen. In de tuin van het huis kreeg ik de schrik van mijn leven toen ik een Duitse helm zag. Die was tot aan de rand gevuld met helderrood bloed.”
Het was op dit moment dat generaal Roy Urquhart genoodzaakt was om een woning in de Zwarteweg, tegenover het Elisabeth Gasthuis, in te vluchten. Pas de volgende ochtend werd hij weer ontzet.
Tot aan middernacht zaten het 1e en 3e Bataljon, tenminste wat daar nog van over was, vastgepind in Lombok. Rond middernacht verschenen Britse versterkingen en werd in de vroege ochtend van dinsdag 19 september een ultieme poging gedaan om de Rijnbrug te bereiken. Het werd een bloedbad.