Terwijl de Britse airbornedivisie allang verslagen was en Arnhem op last van de Duitsers was geëvacueerd, bevond zich in de Arnhemse binnenstad nog altijd één Britse soldaat. Tot aan de bevrijding in april 1945 wist hij uit handen van de Duitsers te blijven.
Dit is het opmerkelijke verhaal van de Britse soldaat Robert Peatling.
Robert Peatling maakte onderdeel uit van de 1st Divisional Provost Company. Dit was de militaire politie van de Britse airbornetroepen. Samen met negen andere soldaten van zijn compagnie had Pealing na de luchtlandingen op zondagmiddag 17 september 1944 de opdracht gekregen om het hoofdbureau van politie in de Bovenbeekstraat, midden in de Arnhemse binnenstad, in te nemen.
De Duitsers hadden direct na de luchtlandingen al een verdedigende linie aan de westkant van Arnhem ingericht, maar via de Onderlangs langs de Rijn wisten veel Britten die dag zonder problemen het centrum van de stad te bereiken.
De grootste eenheid die via de Onderlangs Arnhem binnentrok was het bataljon van John Frost. Maar ook de eenheid van Robert Peatling kwam via deze route de stad binnen.
Wehrmachtsheim
Op het politiebureau in de Bovenbeekstraat was het op dat moment een drukte van belang. Veel agenten kwamen langs met nieuws over de Britse opmars uit de richting van Oosterbeek. Politieagent Hans van Maris hoorde die avond van een collega dat hij op het Velperplein was staande gehouden door Britse militairen die hem de weg vroegen naar de Rijnbrug.
Van Maris: “Dat was niet zo moeilijk: rechtdoor, 800 meter verder.”
De politieagent waarschuwde nog voor de Duitsers die Musis Sacrum gebruikten als Wehrmachtsheim. “De paratrooper was niet verbaasd en had tegen mijn collega gezegd: “Dat weet ik. We zijn er even wezen kijken.””
Rond half elf ’s avonds werd het politiebureau overgenomen door de eenheid van Robert Peatling.
Van Maris: “Een van de inspecteurs kwam binnen met tien leden van de Britse militaire politie en vijftien Duitse krijgsgevangenen.”
Na een klein feestje met Engelse sigaretten en chocolade gingen de para’s rustig slapen, tot verbazing van de agenten.
De volgende ochtend concludeerden de agenten dat het misschien niet verstandig was om in het politiebureau te blijven. Overal in de stad waren wel de Duitsers massaal aanwezig, maar Britse soldaten waren niet te zien. Wel klonk er geweervuur uit de richting van de Rijnbrug.
SS-soldaten
De meeste agenten ontruimden het politiebureau. Politieagent Hans van Maris bleef echter op zijn post. De tien Britse soldaten verwachtten nog altijd dat de rest van de divisie Arnhem zou binnentrekken nadat ze met de Duitse tegenstand hadden afgerekend.
Nadat dit op maandag 18 september niet gebeurde, maakte de Britten maakten zich wel wat ongerust. De situatie werd kritiek. Hun radio deed het niet en ze hadden geen eten meer. Ook werden de krijgsgevangen Duitsers onrustig.
Een van de gevangenen had een ruitje ingeslagen en iedere keer dat er iemand voorbij kwam riep hij: “Engelsen. Help!”
Van Maris: “Dat bleef zonder resultaat, maar wel werkte het de para’s op de zenuwen. Sommigen stelden al voor de gevangenen dood te schieten, maar de meerderheid was tegen.”
De volgende dag besloten de Britten om te proberen om de Rijnbrug te bereiken. Om zich een beeld te vormen van de situatie klommen ze op het dak van het politiebureau. Vanaf het dak zagen ze een paar Duitsers staan. Een van de Britten kon zich niet inhouden en vuurde zijn stengun af op de Duitsers.
Daarmee hadden ze echter hun positie prijsgegeven. Even later stopte er een vrachtwagen vol met SS-soldaten voor het politiebureau. De Duitsers schoten een regen van kogels op het politiebureau af en gooiden handgranaten naar binnen.
Van Maris: “Een Britse sergeant sneuvelde en de overige para’s gaven zich over.”
Tenminste: daar leek het op. Maar terwijl zijn strijdmakkers zich hadden overgegeven aan de Duitsers, was Robert Peatling de zolder van het politiebureau opgerend. Daar hield hij zich schuil.
Ondergedoken in een spookstad
Peatling concludeerde dat hij de grootste kans had om uit handen van de Duitsers te blijven als hij zou blijven waar hij zat. En zo bleef Pealing wekenlang ondergedoken zitten op de zolder van het politiebureau, zonder dat iemand het door had.
Eten vond Pealing aanvankelijk nog in het politiebureau. Later brak hij ’s nachts in bij huizen in de omgeving.
Arnhem was op last van de Duitsers op maandag 25 september 1944 ontruimd. En op dinsdag 26 september kwam er ook een einde aan de laatste Britse tegenstand bij Oosterbeek. Arnhem was een spookstad met nog maar enkele inwoners. En een van die inwoners was Peatling.
Helemaal leeg was Arnhem echter niet. In de stad waren ook een aantal politieagenten achtergebleven. Drie agenten liepen op 3 oktober nietsvermoedend het politiebureau binnen. Ze kregen te maken met Peatling die op hen afrende met zijn pistool in zijn hand en de mededeling dat hij een Engelse soldaat was.
De agenten waren totaal overdonderd en vluchtten het politiebureau uit. Peatling verwachtte daarna dat de agenten samen met Duitse soldaten terug zouden keren om hem gevangen te nemen, maar dat gebeurde niet.
Op dinsdag 31 oktober werd Robert Peatling weer ontdekt door agenten die het politiebureau binnenliepen. Peatling, wederom met zijn pistool in zijn hand, vroeg de agenten of ze hem konden helpen. De ene agent was Hans van Hove, een NSB-er. De andere agent was Hans van Maris.
Van Maris: “Ten Hove stond er met z’n neus bovenop en ik werd dus eigenlijk min of meer gedwongen hulp te weigeren. “Je mag met hem doen wat je wilt, ik bemoei me er niet mee en weet van niets”, zei Ten Hove tegen mij.”
Maar nadat Van Maris aan Robert Peatling had gezegd dat hij het te riskant vond, ontstak de NSB-agent in woede. Ten Hove gooide een paar kistjes op de grond en beende boos het politiebureau uit.
“Achteraf heeft hij mij nooit verraden, en dat heeft hem na de oorlog een behoorlijke straf gescheeld”, aldus Van Maris.
Van Maris beloofde de Britse soldaat dat hij terug zou komen en verliet het politiebureau. Een tijdje later keerde hij terug om aan de ondergedoken Brit te vertellen dat hij zou worden opgehaald door iemand die hem een schuilplaats kon aanbieden.
Ongeveer een uur later kwam Van Maris terug in gezelschap van een Nederlander met een stapeltje burgerkleren. Deze man was Johan Penseel; de leider van de grootste verzetsbeweging in Arnhem.
Penseel had een elektronicazaak op het Velperplein. Hij had bij de gemeente weten te regelen dat hij na de evacuatie in Arnhem kon blijven om als elektricien hand- en spandiensten te verrichten.
Johan Penseel nam de Britse soldaat mee naar zijn eigen huis, waar hij tussen twee kamers een schuilplaats had ingericht die via een geheime deur te bereiken was.
Daar bleef Peatling twee maanden, tot eind december 1944. Maar op 31 december 1944 werd de Britse soldaat door twee verzetsmensen de stad uitgesmokkeld naar een ander onderduikadres op de Veluwe.
Doofstomme elektricien
Peatling: “Om tien uur op een ijskoude Nieuwsjaarsnacht nam ik afscheid van de familie Penseel en gezeten op de bagagedrager van een fiets met een andere verzetsman ernaast begaven we ons naar de controlepost op de Apeldoornseweg. Volgens mijn Ausweis was ik een doofstomme elektricien.”
Zonder problemen wist Peatling de stad uit te komen en bereikte hij zijn nieuwe onderduikadres in de buurt van Barneveld. Daar bleef hij tot half april 1945. Toen liep hij de geallieerde legers tegemoet die net Arnhem bevrijd hadden. Zeven maanden na zijn landing bij Wolfheze, was operatie Market Garden ook voor Robert Peatling voorbij.
Peatling schreef over zijn ervaringen tijdens de Slag om Arnhem het boek ‘No Surrender at Arnhem’, dat in 2004 verscheen. Peatling overleed op 3 februari 2007 in zijn woonplaats Wimborne Minster.