Wanneer het gaat om de fouten die tijdens het verloop van de Slag om Arnhem gemaakt zijn, gaat het vaak alleen over de Britse blunders. En terecht, want dat zijn er nogal wat. Wat veel minder aandacht krijgt, is dat er tijdens het verloop van de gevechten ook aan Duitse zijde een paar grote fouten zijn gemaakt.
Waalbrug niet opgeblazen
De eerste grote fout is dat veldmaarschalk Walter Model ervoor koos om de Waalbrug bij Nijmegen niet op te blazen. Wanneer de Duitsers dit wel gedaan hadden, was het de geallieerden nooit gelukt om de Waal over te steken en de Britse 1e Airborne Divisie in Oosterbeek, en de Polen die op donderdag 21 september landden, te ontzetten.
De brede Waal was zonder beschikbare brug voor de geallieerden hoogstwaarschijnlijk een barriere geweest die ze niet hadden kunnen nemen. Zelfs met een bruggenhoofd aan de noordkant van de rivier zou het de geallieerden dagen gekost hebben om een baileybrug over de Waal te bouwen, terwijl de genietroepen die dat moesten doen voor de Duitsers in het open rivierenlandschap een makkelijk doelwit zouden zijn.
Alle reden dus om de Waalbrug op te blazen, zou je zeggen. Maar op last van de hoogste Duitse militair in de regio, gebeurde dat niet.
Na de luchtlandingen in de middag van zondag 17 september 1944 hadden de Duitsers al snel door wat het doel van de geallieerde luchtlandingen was: via de Nederlandse rivieren doorstoten naar Arnhem en van daaruit rechtsaf slaan naar het Ruhrgebied.
Al om 15 uur ’s middags, terwijl de luchtlandingen nog in volle gang waren, had Model samen met de Duitse generaal Wilhelm Bittrich overleg over de beste manier om de geallieerden te stoppen. Bittrich stond aan het hoofd van de 9e en 10e SS-pantserdivisie. Zijn troepen waren inmiddels al vanuit Apeldoorn, Zutphen en Dieren onderweg naar Arnhem.
Bittrich stelde voor om de Waalbrug bij Nijmegen op te blazen om de geallieerde troepen op die manier de toegang in de richting van Arnhem te ontzeggen. Maar veldmaarschalk Walter Model wilde er niets van weten. Volgens Model hadden de Duitsers de brug nodig voor een tegenaanval naar het zuiden.
Model wilde dat de 10e SS-pantserdivisie van Bittrich naar Nijmegen werd gestuurd om de brug voor de Duitsers te behouden. Daarna zouden versterkingen arriveren om de Britten en Amerikanen in een grote tegenaanval verder terug te drijven.
Dit plan liep echter in de soep. De enige Duitse troepen die op zondag 17 september de Waalbrug wisten te versterken, waren een aantal pantserwagens van de 9e SS-Aufklärungs-Abteilung. Dit was een verkenningsbataljon dat door Bittrich over de Rijnbrug naar het zuiden werd gestuurd om te kijken of er ook parachutisten geland waren tussen Arnhem en Nijmegen.
Het verkenningsbataljon, onder leiding van Hauptsturmführer Viktor Gräbner, liet een paar pantserwagens achter bij de Waalbrug. Die kwamen binnen een paar uur in actie om een voorzichtige aanval van de Amerikanen af te slaan.
In de avond van zondag 17 september wist het bataljon van John Frost de noordkant van de Rijnbrug te bezetten. Dat betekende dat de Duitsers moeilijk versterkingen van de 10e SS-pantserdivisie naar Nijmegen konden transporteren. In de ochtend hadden Britse bommenwerpers namelijk ook de voetveren bij Huissen en bij Angeren gebombardeerd, waardoor er geen overgangen over de Rijn beschikbaar waren. Met behulp van motorbootjes werden soldaten overgezet, maar het overzetten van artillerie en tanks ging slechts heel moeizaam.
Hierdoor waren de Amerikanen op woensdag 20 september in staat om de Waalbrug, na een heroïsche oversteek in canvas bootjes, ongeschonden in handen te krijgen. De Duitsers hebben op het moment dat de eerste Britse tanks over de Waalbrug rolden nog wel geprobeerd de Waalbrug op te blazen. Waarschijnlijk als gevolg van de zware gevechten is hoogstwaarschijnlijk de bedrading van de explosieven geraakt. Daardoor ontplofte de brug niet. Geallieerde soldaten waren ondertussen meteen bezig met het verwijderen van de explosieven van de brug.
De geplande Duitse tegenaanval over de Waal kwam er niet. Maar doordat de Duitsers in Arnhem inmiddels het bataljon van John Frost verslagen hadden, konden zij meteen troepen en tanks in de richting van Elst sturen. De geallieerde opmars werd hier in de dagen die volgden door de Duitsers gestopt.
Britse en Amerikaanse troepen waren echter via Valburg en Driel wel in staat om de Britten bij Oosterbeek te hulp te komen.
De onderschatting van de Britten bij de brug
Een tweede fout van de Duitsers was de onderschatting van de slagkracht van het bataljon van John Frost bij de Rijnbrug. Die misser zorgde voor de vrijwel totale vernietiging van de 9e SS-Aufklärungs-Abteilung van Viktor Gräbner.
Vrijwel alle tanks van de 9e en 10e SS-pantserdivisie waren in Frankrijk door de Britten vernietigd. De ongeveer veertig halfrupsvoertuigen en pantserwagens van de verkenningseenheid van Gräbner waren op het moment van de luchtlandingen de sterkste eenheid die de Duitsers in de omgeving van Arnhem hadden.
Van de ongeveer veertig voertuigen van de Duitse verkenningseenheid, werden er direct na de luchtlandingen op zondag 17 september ongeveer tien in de richting van Oosterbeek gestuurd, waar ze zeer effectief waren in het tegenhouden van de Britse opmars naar Arnhem.
Gräbner zelf had, zoals eerder gemeld, met de overige voertuigen het gebied tussen Arnhem en Nijmegen uitgekamd op zoek naar geallieerde troepen. Van generaal Bittrich kreeg Gräbner in de ochtend van maandag 18 september de opdracht om terug te keren naar Arnhem en de Sperrlinie aan de westkant van Arnhem te versterken.
De Duitsers wisten dat de noordkant van de Rijnbrug bezet werd gehouden door Britse paratroopers, maar de Duitsers dachten niet dat de lichtbewapende Britten veel konden uitrichten tegen de Duitse pantsercolonne. Dat was een kostbare vergissing.
Staande in de Britse Humber Staffcar die hij een maand ervoor in Frankrijk had veroverd, gaf Gräbner rond 09.30 uur het teken aan de 22 voertuigen van de Duitse pantsercolonne om in hoge snelheid over de brug te racen.
De colonne van de 9e SS-Aufklärung-Abteilung kwam met hoge snelheid over de brug, maar moest aan de noordkant afremmen. Daar stonden een paar uitgebrande Duitse vrachtauto’s die de avond ervoor door de Britten onder vuur waren genomen.
De Britten hadden nog altijd het vuur niet geopend. Ze wachtten op het moment dat de voorste Duitse pantserwagens over de anti-tankmijnen op de brug zouden rijden. Tot verbazing van de Britten ontploften de mijnen wel, maar dat leek niet veel effect te hebben op de pantserwagens. De voorste vier wagens uit de Duitse colonne reden zo snel ze konden de oprit van de brug afreden richting de binnenstad van Arnhem.
Met alles wat ze hadden openden de Britten vervolgens het vuur op de wagens die daar achteraan kwamen. Het werd een slagveld.
De Britten waren veel beter bewapend dan de Duitsers hadden gedacht. De mannen van John Frost hadden niet alleen de beschikking over PIAT anti-tankgeweren, maar ook over een paar 75mm anti-tankkanonnen. Bovendien waren de airborne-soldaten vanuit de huizen in staat om eenvoudig handgranaten te gooien in de open Duitse halfrupsvoertuigen.
Nadat de voorste voertuigen uit de colonne geraakt waren en de weg blokkeerden voor de wagens die erachter kwamen, werd de ene na de andere Duitse wagen uitgeschakeld.
De gevechten duurden in totaal ongeveer twee uur. Vrijwel de hele colonne die over de brug was gekomen, was tot staan gebracht en door de Britten vernietigd. Het aantal Duitsers dat bij de aanval om het leven kwam, wordt geschat op ongeveer zeventig.
Het was voor de Duitsers een kostbare vergissing. Het zorgde er wel voor dat de Duitsers meer ontzag kregen voor de slagkracht van de Britse soldaten. Zeker de aanvallen op de Britse posities bij de Rijnbrug werden in het vervolg een stuk voorzichtiger aangepakt.