Naast het bataljon van John Frost, was er nog een andere Britse eenheid die op zondag 17 september de Rijnbrug wist te bereiken, zij het zwaar gehavend. Dat waren de mannen in de jeeps van het 1st Airborne Reconnaissance Squadron.
Het 1st Airborne Reconnaissance Squadron stond binnen de Britse luchtlandingstroepen bekend als het ‘Freddie Gough Squadron’, genoemd naar hun commandant.
Het standaard voertuig van de verkenningseenheid was een jeep, die was uitgerust met een .303 inch Vickers machinegeweer. De ongepantserde jeeps waren kwetsbaar, zoals na de landingen bij Arnhem zou blijken.
Het squadron werd geleid door majoor Freddie Gough. Gough was in de eerste wereldoorlog onderofficier in de Royal Navy geweest. Als onderdeel van de militaire politie maakte hij in 1940 de evacuatie vanuit Duinkerken mee. Na de terugkeer in Engeland werd hij getraind als parachutist en kwam hij terecht bij de 1e Luchtlandings Divisie.
Freddie Gough had voorafgaand aan de landingen bij Arnhem van generaal Lathbury, die leiding gaf aan de troepen die op 17 september op zouden trekken naar Arnhem, de opdracht gekregen om met alle jeeps van zijn eenheid zo snel mogelijk naar de Rijnbrug te racen om deze te veroveren voordat de Duitsers de gelegenheid hadden de brug op te blazen.
Gough had voor een dergelijke opdracht nog nooit geoefend met zijn mannen, maar Lathbury koos voor de inzet van het 1st Airborne Reconnaissance Squadron omdat de landingsterreinen meer dan tien kilometer van Arnhem af lagen. In een jeep was de twaalf kilometer naar de brug in een half uurtje te doen, was de gedachte.
Geen eitje
Volgens de plannenmakers zou de landing van de Britten een eitje zijn. Een piece of cake zou het zijn. Het Duitse front was de maand ervoor in Frankrijk ingestort, en het Britse opperbevel rekende niet op heel veel Duitse tegenstand bij Arnhem.
En dus kreeg de kwetsbare eenheid van Freddie Gough de opdracht om vanaf het landingsterrein zo snel mogelijk via de Amsterdamseweg naar de brug in Arnhem te rijden. Dat hun opdracht allesbehalve een eitje was, ontdekten de mannen in de jeeps al snel.
In het boek dat Martin Middlebrook schreef over Market Garden staat het persoonlijk verslag van soldaat Arthur Barlow:
“We waren per parachute gedropt en wachtten nu op het verzamelpunt op onze jeeps. Luitenant Bucknall was erg ongeduldig. hij wist dat wij als eersten moesten vertrekken.
De tweede jeep kwam als eerste aan. Dat was niet de jeep van Bucknall. De taal die hij uitsloeg is niet voor herhaling vatbaar. Hij was woedend. Daarom joeg hij de bestuurder uit de jeep en nam het stuur over. Tegen mij riep hij dat ik moest wachten op jeep nr. 1.
We waren minstens een half uur te laat. Bucknall ging er hotsend over een karrenspoor vandoor richting Wolfheze en verdween uit het zicht. Het duurde nog vijf minuten voor de andere jeep opdook en we hem volgden, onder leiding van korporaal McGregor.
De andere eenheden volgden ons. Ze hadden zich correct opgesteld en volgden op de juiste afstanden – ieder rteed zo ver achter zijn voorganger dat hij zijn handsignalen kon opvangen. Alleen de jeep van luitenant Bucknall had een voorsprong van vijf minuten en was uit het zicht verdwenen.
Op weg naar Wolfheze kwamen we geen andere militairen tegen. Vanachter de ramen of vanuit de tuinen zwaaiden burgers naar ons. We stopten niet om iemand aan te spreken. We maakten ons geen zorgen over eventuele ontmoetingen met Duitsers. Ons was verteld dat we weinig tegenstand zouden ondervinden.
We hoopten dat de hele weg tot de brug zo rustig zou blijven. We staken de spoorlijn over bij Wolfheze en sloegen rechtsaf een zandweg langs het spoor in. Op dat moment gebeurden er bijna gelijktijdig twee dingen. Voor ons hoorden we hevig schieten en op hetzelfde ogenblik werden we van de rechterkant onder vuur genomen.
Reg Hasler zat aan het stuur en stopte onmiddellijk nadat een salvo machinegeweervuur over de radiator spatte. Jimmy Pierce, Tom McGregor en ik doken naar de kant van de weg aan de rechterkant van de jeep. Dicky Minns, Hasler en Taffy Thomas lagen links van de jeep; gedeeltelijk eronder.
Het machinegeweer bleef vuren. Minns had de minste dekking. Zijn heup werd verbrijzeld en hij liep nog twee andere schotwonden op. Hij lag hevig bloedend op de weg en riep om hulp. Thomas was in de voet gerakt en Hasler was in beide benen getroffen.
Hij drukte zich op zijn handen op om rond te kijken en werd onmiddellijk door het machinegeweer geraakt in zijn gezicht en zijn borst. Hij viel plat op zijn gezicht en stierf zonder een kick te geven.”
Krijgsgevangene
Na ongeveer een half uur schoten te hebben uitgewisseld, gaven de Britten zich over en werden ze als krijgsgevangene afgevoerd.
Iets verderop op de weg naar Arnhem stond de jeep van luitenant Bucknall. Hij was samen met de drie andere inzittenden om het leven gekomen door kogels van achteren. De jeep was aan de voorkant verbrand door een vlammenwerper.
De jeeps die achter de voorste voertuigen aan kwamen hadden gezien wat er was gebeurd en waren meteen gestopt. De Britten waren in dekking gegaan om te voet verder op te rukken. De kleine verkenningseenheid was echter niet opgewassen tegen de verdedigingslinie die door de Duitse majoor Sepp Krafft was opgeworpen.
Na minder dan een kilometer was de race naar de Rijnbrug van de Britse verkenners al in de kiem gesmoord. Zeven man waren gesneuveld. Vier man waren gevangengenomen.
Gough bereikt de brug
Majoor Freddie Gough bevond zich op dat moment niet zo ver achter het vuurgevecht van het Reconnaissance Squadron. Omdat hij het kenmerkende geluid van het Vickers-machinegeweer had gehoord, wist hij dat zijn troepen erbij betrokken waren.
Gough was in de bossen tussen het landingsterrein en Wolfheze op zoek naar generaal Urquhart. Gough had gehoord dat Urquhart naar hem op zoek was, maar doordat de radio’s het niet deden, kon hij hem niet bereiken. De ongeduldige Urquhart was ondertussen in zijn jeep gesprongen om Gough te zoeken en dook pas dertig uur later weer op op het hoofdkwartier. Meer daarover lees je hier.
Omdat Urquhart onvindbaar was, besloot Freddie Gough met de drie jeeps van zijn hoofdkwartier dan maar naar de Rijnbrug te rijden. Gough kwam daar in de loop van de avond aan, zonder grote gevechten met de Duitsers.
Op dat moment had het 2e bataljon onder leiding van kolonel Frost net zijn intrek genomen in de huizen aan de noordkant van de brug.
Geen enkel militair plan overleeft contact met de vijand, maar ondanks het rampzalige begin van Operatie Market Garden, hadden de Britten in ieder geval de noordkant van de Rijnbrug in handen.