In een poging om de belegerde Airborne Divisie in Oosterbeek te ontzetten en het bruggenhoofd aan de noordkant van de Rijn uit te breiden, had generaal Horrocks, de bevelhebber van XXX Corps zondag 24 september opdracht gegeven tot een oversteek ter hoogte van het Drielse veer.
Aan de noordkant van het Drielse veer bevond zich de Westerbouwing; een steile heuvel die in Duitse handen was. De oeververbinding bij het Drielse Veer was echter voor de geallieerden noodzakelijk als ze het bruggenhoofd aan de noordkant van de Rijn wilden uitbreiden.
De aanval op de Westerbouwing zou in twee gedeelten verlopen. Eerst zou het bataljon van de 4th Dorset Regiment de oversteek maken. Daarna zou het 1e bataljon van de Poolse Parachutisten Brigade eveneens in boten de Rijn oversteken naar de Westerbouwing.
De twee bataljons moesten daarna de heuvel van de Westerbouwing op klimmen en de Duitse posities op de Westerbouwing veroveren. Daarna zou ten oosten contact gemaakt worden met de Britten bij Oosterbeek.
Grote bezwaren
De Poolse generaal Sosabowski had die middag in Valburg te horen gekregen over de aanval waarvoor hij een bataljon moest afstaan. Sosabowski had tijdens de bijeenkomst in Valburg in duidelijke woorden laten weten dat hij grote bezwaren had tegen de aanval.
Volgens Sosabowski was de Duitse verdediging op de Westerbouwing te sterk, de aanval te zwak en hadden de Duitsers vanaf de Westerbouwing een vrij schootsveld op de overstekende boten op de Rijn. De aanval zou volgens hem uitlopen op een fiasco waarbij onnodig veel soldaten zouden sneuvelen.
Maar Horrocks weigerde zijn plannen aan te passen. De aanval ging door zoals hij dat samen met de Britse generaal Ivor Thomas van de 43e Wessex Divisie had gepland.
Oorspronkelijk zou de oversteek om 22.00 uur ’s avonds beginnen, maar door gebrek aan boten werd de aanval drie uur uitgesteld. Een aantal van de boten die bedoeld waren voor de oversteek bij Driel, waren door een stommiteit in Duitse handen terecht gekomen.
Een deel van de vrachtwagens met boten had bij Lent een verkeerde afslag genomen, waardoor ze dwars door de Duitse linies heen reden. De Duitsers lieten het konvooi vrachtwagens doorrijden tot Elst. Daar werden de vrachtwagens tot stoppen gedwongen.
De Duitsers hoopten dat de vrachtwagens Britse sigaretten vervoerden, maar ze ontdekten tot hun teleurstelling dat er in de vrachtwagens alleen een aantal rubberboten lagen.
Negen rubberboten
Om 1 uur ’s nachts waren er uiteindelijk slechts negen rubberboten en drie DUKW amfibievoertuigen in Driel om de oversteek te maken. De aanval werd echter toch maar ingezet. Door het gebrek aan boten werd de oversteek van het bataljon met Poolse soldaten geschrapt. Alleen de Dorsets zouden de oversteek maken.
De aanval werd ondersteund door een zware artilleriebeschieting van de Westerbouwing. Die beschieting had echter ook tot gevolg dat enkele huizen in de omgeving in brand vlogen. Door de rode gloed van het vuur ontdekten de Duitsers op de Westerbouwing al snel de overstekende boten. Met lichtkogels werd de rivier vervolgens extra verlicht, waardoor de Duitse machinegeweren goed zicht hadden op de soldaten in de boten.
Als gevolg van machinegeweervuur zonk tenminste één boot. Als gevolg van het hevige vuur van machinegeweren, werd al om 02.15 uur besloten om de aanval stop te zetten. Op dat moment waren ongeveer 315 soldaten van de Dorsets overgezet.
Door de stroming van de rivier waren nogal wat boten meegesleurd, waardoor de meeste Dorsets verspreid aan de noordkant van de Rijn lagen, zonder dat zij contact konden maken met andere Dorsets. De meeste groepjes soldaten besloten om de heuvel op te klimmen en te zien of ze daar andere eenheden van de Dorsets zouden tegenkomen.
Krijgsgevangen
Soldaat Aubrey Steirn wordt geciteerd in het boek ‘Arnhem’ van Martin Middlebrook:
“Bij het aanbreken van de dag besloten we verder de bossen in te trekken en te proberen met andere leden van het bataljon in contact te komen. Ik liep voorop toen van dichtbij een machinegeweer het vuur op me opende. Ik sloeg omver en ik moet kort bewusteloos zijn geweest.
Mijn schouder was zwaar gekneusd door een schampschot. Ondertussen was er met de de Duitser afgerekend en trokken we verder. We stuitten op meer mannen van onze eenheid en betrokken Duitse loopgraven. We hielden stand tot we geheel waren omsingeld.”
De ervaring van deze soldaat is kenmerkend voor de gehele aanval van de Dorsets op de Westerbouwing. De kleine plukjes Dorsets waren geen partij voor de Duitse verdediging, die de hele Westerbouwing uitkamde en meer dan 200 soldaten van het Dorset regiment krijgsgevangen maakte.
Een groep Dorsets besloot na de landing op de noordoever van de Rijn dat het verstandiger was om aansluiting te zoeken met de Britten in Oosterbeek. Via de oever van de Rijn liepen ze naar het oosten, waar ze bij de Hervormde Kerk in Oosterbeek contact maakten met de verdedigers van de perimeter.
Fiasco
De aanval via de Westerbouwing was, precies zoals generaal Sosabowski al voorspeld had, uitgelopen op een fiasco. Bij de halfslachtige aanval van de Dorsets waren 13 soldaten om het leven gekomen. Minder dan honderd man van de Dorsets wisten terug te keren naar de zuidoever.
Tegen luitenant Jerzy Dyrda had generaal Sosabowski die dag al gezegd wat hij generaal Boy Brwoning had toegebeten:
“Als hij met zijn eenheid slechts één rivier over moest, zou hij zeker niet vergeten zijn om boten mee te nemen. laat staan zes grote waterhindernissen. In Nijmegen waren er honderden vrachtwagens en zelfs rode kruiswagens aangekomen, maar geen vrachtwagens met boten. Vergaten alle generaals de boten?”