Een van de laatste Britse officieren die na de Slag om Arnhem wist te ontsnappen uit krijgsgevangenschap is de Schotse kolonel Graeme Warrack. Warrack stond aan het hoofd van de medische afdeling van de Britse paratroopers in Oosterbeek. In februari 1945 wist hij met hulp van Nederlandse verzetsmensen via de Biesbosch de geallieerde linies te bereiken.
De landing bij Wolfheze op 17 september 1944 was voor kolonel Graeme Warrack niet de eerste keer dat hij in actie kwam tijdens de oorlog. Warrack was als arts van de 1st Airborne Division eerder ook al geland op Sicilië tijdens Operatie Husky en betrokken bij de gevechten van de Britse paratroopers in Italië.
Oorspronkelijk was het de bedoeling dat Warrack tijdens operatie Market Garden vanuit de ziekenhuizen in Arnhem leiding zou geven aan het Britse medische korps. Maar het liep anders. De Britten werden teruggedrongen in een perimeter in Oosterbeek en vanuit de medische verbandplaats in Hotel Schoonoord probeerde Warrack met zijn collega’s de stroom aan Britse gewonden zo goed mogelijk te verzorgen.
Staakt het vuren
Op zondag 24 september, na een week strijd, concludeerde Warrack dat het zo niet langer kon. Naar schatting bevonden zich binnen de Britse linie op dat moment ongeveer 1.500 gewonden, waarvan veel soldaten er slecht aan toe waren.
Warrack vroeg aan generaal Urquhart of hij met de Duitsers een staakt het vuren mocht afspreken om de gewonden af te voeren. Toevalligerwijs had majoor Egon Skalka, het hoofd van het Duitse medische korps, die ochtend eveneens geconcludeerd dat er iets met de gewonden in Oosterbeek moest gebeuren.
Majoor Skalka was met een buitgemaakte Britse jeep en een Britse krijgsgevangene die met een rode kruisvlag zwaaide op de motorkap naar de Britse verbandplaats Schoonoord gereden. Daar trof hij kolonel Warrack.
Samen reden de twee artsen naar het hoofdkwartier van de Duitse generaal Bittrich in Arnhem. Bittrich gaf Warrack en Skalka toestemming voor een staakt het vuren. Om 15.00 uur zou een twee uur durend staakt het vuren ingaan en zou een deel van de gewonden afgevoerd worden. De Duitsers beloofden dat zij voor vervoer zouden zorgen.
Bij zijn vertrek kreeg kolonel Warrack nog een fles brandy mee van Bittrich: “Voor uw generaal.”
Die middag ging om 15.00 uur inderdaad een staakt het vuren in, wat door beide partijen werd gerespecteerd. De Duitsers hielden zich aan hun afspraak en hadden alle ambulances, jeeps en andere auto’s die geschikt waren voor gewondenvervoer naar de Britse linies gestuurd. In totaal werden meer dan 450 gewonden afgevoerd.
Apeldoorn
Na het staakt het vuren werd nog ruim een dag gevochten in Oosterbeek, voor de Britten zich terugtrokken over de Rijn. Graeme Warrack was samen met de andere Britse artsen achtergebleven om voor de gewonden te zorgen.
Als krijgsgevangene werd Warrack samen met de gewonden door de Duitsers naar Apeldoorn vervoerd. De Duitsers hadden hier een kazerne ingericht als hospitaal om de Britse gewonden te verzorgen. Samen met Britse en Duitse artsen was Warrack hier nog wekenlang aan het werk. Maar half oktober waren de meeste gewonden doorgestuurd naar krijgsgevangenkampen in Duitsland. Het werk van Warrack zat erop. De Duitsers hadden hem al laten weten dat ze het hospitaal in de kazerne binnen een paar dagen gingen sluiten.
Warrack besloot dat dit het moment was om naar huis te gaan. Maar ja: hoe dan?
“Ik bedacht me hoe afschuwelijk het zou zijn om in de buitenlucht te moeten vertoeven, als het zo regende en koud was, zonder eten, zonder vuurtje”, schreef Warrack na de oorlog. “Plotseling kreeg ik een prachtige ingeving: waarom zou ik me niet verbergen binnen het kamp?”
Warrak ontdekte in een kast zijn werkkkamer een loze ruimte boven het plafond. De ruimte was groot genoeg om het een tijdje uit te houden. Warrack richtte de ruimte in met dekens, kaarsen en een emmer die dienst kon doen als latrine. Samen met een grote voorraad eten en drinken verstopte hij zich in zijn “hidey-hole”.
De Duitsers hadden snel door dat Warrack verdwenen was. De werkkamer van Warrack werd nog onderzocht, maar Warrack werd niet gevonden.
Duitse kamergenoot
Warrack wachtte op het moment dat de kazerne door de Duitsers verlaten werd. Maar dat moment liet op zich wachten. Na een week in zijn schuilplaats, werd de kamer van Warrack aan een Duitse soldaat als slaapkamer gegeven.
“Hij sliep onrustig, wat betekende dat ikzelf ook niet veel rust kreeg. Mijn idee om in het verborgene te wachten tot de Engelsen kwamen, was blijkbaar toch niet zo’n daverende gedachte geweest”, aldus Warrack.
De volgende dag besloot Warrack om toch maar weg te sluipen.
“Ik was doodsbang en verwachtte ieder ogenblik de kreet ‘Halt’ te zullen horen, maar er gebeurde niets.”
Via een gat in het hek kwam Warrack buiten het kazerneterrein terecht. Wat nu?
Na een dag buiten te hebben rondgelopen, besloot de Britse arts om op goed geluk bij een Nederlands huis aan te kloppen. Warrack had mazzel. De mensen in Otterloo bij wij hij had aangeklopt, bleken actief in het verzet. Ze waren mede betrokken geweest bij Operatie Pegasus, waarbij 130 gestrande Britse soldaten na de Slag om Arnhem over de Rijn ontsnapten naar de gealieerde linies.
Met hulp van het Nederlandse verzet zat Warrack een paar maanden lang ondergedoken bij verschillende mensen in Nederland. In februari 1945 werd hij door het verzet na een fiets- en wandeltocht in het donker via de Biesbosch over de rivier gezet en bereikte hij de geallieerde linies.
Over zijn ervaringen tijdens de Slag om Arnhem en over zijn ontsnapping schreef Graeme Warrack in 1963 het boek ‘Travel by dark’, wat in het Nederlands is uitgegeven onder de titel ‘Tocht door het duister’.
Het boek werd in 1976 verfilmd door de BBC onder de titel: ‘Arnhem: story of an escape’.
Graeme Warrack werd voor zijn werk als arts tijdens de Slag om Arnhem onderscheiden met de Distinguished Service Order en kreeg in 1958 de eretitel ‘Honorary Physician to the Queen’. Warrack stierf in 1985.