Nu de Britten op dinsdag 26 september Oosterbeek hadden verlaten, namen de Duitsers meteen maatregelen. Alle inwoners van Oosterbeek kregen opdracht om diezelfde dag nog hun huis te verlaten. Net als een dag eerder in Arnhem, werd het bevel gegeven tot evacuatie.
De Duitsers gingen ervan uit dat de gevechten nog lang niet voorbij waren. Zonder burgers die rondliepen, hadden de Duitsers hun handen vrij.
De Britse arts Graeme Warrack ging die dag langs bij het huis van Kate ter Horst, naast de Oude Kerk in Oosterbeek. Kate ter Horst had meer dan een week gezorgd voor de Britse gewonden in haar huis. Nu zag Warrack dat ze voor haar huis bezig was een handkar vol te laden met spullen.
Op de vraag van Warrack wat ze aan het doen was, legde Ter Horst uit dat Oosterbeek ontruimd werd op last van de Duitsers.
Ze zette haar drie kinderen op de handkar en samen met haar man Jan ter Horst vertrok ze. Jan ter Horst had de hele week tijdens de gevechten in de bossen aan de westkant van Oosterbeek doorgebracht. Hij had een week lang geholpen als gids voor de Britten. Nu was hij eindelijk weer herenigd met zijn vrouw.
Jan en Kate ter Horst wisten niet precies waar ze naar toe gingen. Ze hadden vrienden op een boerderij in het noorden. Ze zouden proberen die te bereiken.
Het gezien Ter Horst bereikte inderdaad de boerderij in Friesland, waar ze tot het eind van de oorlog bleven. Bij hun terugkeer na de bevrijding werd Jan ter Horst interim-burgemeester van Renkum.
Krijgsgevangenen
De Duitsers waren vastbesloten om inwoners die de Britten geholpen hadden op te pakken. De Duitsers maakten daarbij gebruik van de 200 Duitse krijgsgevangenen die in de ochtend van dinsdag 26 september bevrijd waren van de tennisbanen in Oosterbeek waar ze door de Britten waren vastgehouden.
De Duitse krijgsgevangenen werden langs de weg opgesteld. Ze moesten bij de uittocht van de inwoners van Oosterbeek kijken of ze burgers herkenden die ze in de buurt hadden gezien van Hotel Hartenstein.
Een van die burgers had door wat er aan de hand was. Vanwege zijn lengte was hij heel herkenbaar. Toen hij twee oudere dames een kleine handkar voort zag duwen greep hij zijn kans.
“Tussen de twee oude dames in en met de dekens over mijn schouder, boog ik me naar voren over de kar die ik duwde en ik probeerde op alle mogelijke manieren er twee keer zo oud uit te zien als ik was.”
De list slaagde en de man kwam langs de Duitsers zonder dat hij herkend werd.
Sommige Nederlandse ss-ers schiepen er veel genoegen in om naar een groep vrouwen te schreeuwen: “Zie je wel! Jullie hebben te vroeg gejuicht!”
Een van de vrouwen schreef na afloop van de oorlog berustend: “Even keek ik achterom en zag de vlammen en rook uit ons huis komen. We waren er niet meer aan gehecht. We leefden nog.”